Training

Hoe heurt het eigenlijk?

Leestijd: 9 min

Etiquette in het zwembad, op het fietspad en de atletiekbaan, weet je dat dat bestaat? Transition neemt je mee in de (ongeschreven) regels van het banenzwemmen.

 

Het is een rustige ochtend in het zwembad. Muziek schalt uit de speakers voor de aquafitklas die het grootste gedeelte van het bad in beslag neemt. Er zijn twee banen vrij voor baantjeszwemmers. Ik kies niet voor de snelste baan, want daar ligt een niet zo snelle schoolslagzwemmer, maar plons in de baan voor minder snelle zwemmers die leeg is. Op het schema staan lange sets en al snel raak ik in een fijne cadans, verstand op nul, het enige wat ik hoef te doen, is mijn banen tellen.

Totdat ik abrupt (verzin het geluid er maar bij) tot stilstand kom doordat iemand me aan mijn enkel trekt. Verbijsterd kijk ik naar de oudere vrouw, haar haar netjes gekapt, aan de andere kant van de lijn. Ze zegt dat ik veel te veel spetter en dat ik een baan moet opschuiven. Waarom zegt ze er niet bij, maar ik vermoed dat het met haar kapsel te maken heeft. Ik ben te verbluft om een zinnig weerwoord te geven (blijf met je tengels van me af bijvoorbeeld), onderdruk de neiging om met een flinke golfslag haar haren nat te maken en druip af naar de andere baan. Terug bij de kant ben ik te geschokt om verder te zwemmen.

Handjes schudden

Ik ben niet de enige triatleet die kennis heeft gemaakt met (verbale) agressie in het zwembad rondom het banenzwemmen, zo blijkt uit de vele, soms hilarische reacties op een artikel van Omroep Brabant ‘Ouderen zorgen voor overlast bij baantjes trekken’ dat Claudia Broeke, eigenares van Zwemanalyse, onlangs op in de Triathlonliefhebbers Facebookgroep postte. Zo moest een triatleet eens van een badjuffrouw handjes schudden met een oudere schoolslagzwemmer ‘nadat hij begon te slaan toen ik hem door het midden, maar met genoeg ruimte, inhaalde’. Werd iemand anders in een buitenbad omsingeld door acht zwemmers op leeftijd, omdat ze te veel golven maakte en dwong een triatlete eigenhandig een baan voor borstcrawlzwemmers af door ‘met veel gespetter weg te zwemmen, met zwemvliezen lukt dat altijd uitstekend, en een tuimelkeerpunt met zwemvliezen aan te doen, net naast de hoofden van de leuterende drooghaarzwemmers’.

Illustratie door: Studio Vonq

Ongeschreven zwembadregels

1 – Zwem altijd rechts, tenzij je met iemand afgesproken hebt om een baan te delen. Dan blijf je aan je eigen kant van de baan. Inhalen doe je aan de linkerkant, maar pas op voor tegenliggers.
2 – Start niet vlak voordat een snellere zwemmer een keerpunt gaat maken. Wacht tot diegene het keerpunt heeft gemaakt en begin dan pas te zwemmen. Zo irriteer je de ander niet en word je ook niet zo vaak ingehaald.
3 – Maak je keerpunt in het midden van de baan of helemaal aan de linkerkant. Kijk voordat je naar links gaat opzij of je niet net op dat moment wordt ingehaald. Is er iemand aan het inhalen, blijf dan in het midden.
4 – Sommige mensen geven een tikje op iemands been als ze langszij komen voor het keerpunt. Dat kan goed werken, maar spreek dat wel met elkaar van te voren af (anders loop je de kans dat je een tikkie terug krijgt).
5 – Pauzeren mag uiteraard, maar doe dat in de uiterste hoek van de baan en niet in het midden.
6 – Zet je ego opzij en kies de juiste baan. Niet iedereen hoort in de snelste baan thuis. Als je constant wordt ingehaald, is het misschien het beste als je een minder snelle baan kiest.

Ineens anders

Het fenomeen is zeker niet nieuw, maar nu de triathlon- en zwemsport in populariteit groeien en niet iedereen bij een triathlon- of zwemclub kan of wil trainen, ontstaan er steeds vaker problemen tussen fanatieke banenzwemmers en zwemmers die vooral voor de sociale contacten in het water liggen. “Het is heel goed dat het zwembad in Waalwijk actie heeft ondernomen door het opstellen van regels”, vertelt Claudia Broeke die beroepsmatig, maar ook voor haar plezier, veel in het zwembad te vinden is. “Veel zwembaden wagen zich daar niet aan. Een vaste groep klanten moet ineens iets anders gaan doen, die zullen daar niet blij mee zijn. Maar aan de andere kant is er een andere, groeiende groep die daar wel blij mee is. Ik zie het juist als een enorme kans voor zwembaden om nieuwe klanten binnen te halen.”

Kwebbelbox

Het opstellen van regels rondom het banenzwemmen, kan al veel problemen voorkomen. Sommige zwembaden zijn daar verder in dan andere zwembaden. “Je hebt dan ook grof gezegd twee type zwembaden in Nederland”, vervolgt Broeke. “Type 1 heeft verschillende banen, voor schoolslagzwemmers en borstcrawlzwemmers en als je geluk hebt ook is er ook nog onderscheid in snelheid, dus een snelle baan en een langzame baan. Het type 2 zwembad heeft helemaal niets, zelfs geen lijnen. Daar trekken zwemmers als in een soort kudde heen en weer. Zie daar als triatleet maar eens je plek te vinden.”

Zwembad Safari in Maarssen waar Broeke zelf geregeld traint, is wel beter ingericht op sportieve zwemmers. “We hebben vier banen voor zwemmers van verschillend niveau en daarnaast twee banen die de ‘kwebbelbox’ wordt genoemd, voor mensen die graag kletsend willen zwemmen of lang aan de kant hangen om uit te rusten. Dat is een prima systeem. Door het zo in te delen, geef je de badmeesters ook ruimte om in te grijpen als het toch mis gaat.”

Illustratie door: Studio Vonq

Verdraagzaamheid

Triatleten die in een zwembad zwemmen waar niets geregeld is, raadt Broeke aan om, desnoods met een paar medestanders, naar het management toe te stappen. Ook triatleet Alexander Bakkum deed dat in zijn zwembad in Purmerend. “Bij ons in het zwembad worden inmiddels structureel bordjes neergezet om per baan aan te geven wat de bedoeling is. Daar is wel een discussie met het bestuur van het zwembad aan voorafgegaan. Soms gaat het nog wel eens mis en ligt er een schoolslagzwemmer in de snelle baan, maar meestal na één of twee keer vragen, lukt het wel om ze in een andere baan te krijgen. Het personeel staat nog steeds niet te trappelen om in te grijpen. Dus als ze na twee keer vragen nog niet een baantje willen opschuiven dan is ‘erop en erover’ nog steeds de enige oplossing.”

“Ik begrijp dat je eerste reactie is om een baantje vlinderslag te zwemmen, dat kan ook goed helpen, maar uiteindelijk moeten we toch toe naar een situatie dat zowel de gezelligheidszwemmers als de trainingsbeesten zonder problemen samen kunnen zwemmen."

Claudia Broeke, Zwemanalyse

Voor de zwembaden waar geen borstcrawlbanen zijn, komt het voorlopig neer op communicatie en verdraagzaamheid, volgens Broeke. “Ik begrijp dat je eerste reactie is om een baantje vlinderslag te zwemmen, dat kan ook goed helpen, maar uiteindelijk moeten we toch toe naar een situatie dat zowel de gezelligheidszwemmers als de trainingsbeesten zonder problemen samen kunnen zwemmen. Want die ergernis zit aan beide kanten. Als ik bij iemand in de baan ga liggen, of als iemand bij mij in de baan komt liggen, zoek ik eerst even contact. Ik vraag bijvoorbeeld of iemand voor iets speciaals aan het trainen is, dat breekt het ijs meestal wel. Vervolgens vraag ik of we in een rondje zwemmen – dus rechts heen en links terug – of dat we naast elkaar gaan zwemmen. Op die manier leer je elkaar een beetje kennen en als je iemand aardiger vindt, erger je je ineens ook minder snel aan elkaar.”

Schema aanpassen

Maar ook in de snelle baan gaat het wel eens mis, ervaart Bakkum. “Ook onder de borstcrawlzwemmers onderling merk ik enige onverdraagzaamheid tussen de snelle en minder snelle zwemmers. Elkaar een beetje ruimte geven, lijkt steeds moeilijker te worden. Het is toch een beetje geven en nemen in zo’n zwembad. Ik leg dan ook vaak uit wat ik doe als ik een baan moet delen, en ik snap ook wel dat niet iedereen zit wachten op iemand die als een idioot een uur achter elkaar baantjes zwemt. Als ik zie dat het druk is, ga ik dan ook niet 5 x 600 meter zwemmen en pas ik mijn schema aan. Maar als het weer het ook maar een beetje toelaat, zwem ik in open water. Alles beter dan een te drukke zwembadbaan. Zelfs als het water veertien graden is en het een half uur duurt voordat mijn voeten weer zijn opgewarmd.”

Wil je dit onderwerp in je eigen zwembad op de agenda krijgen? ZwemAnalyse heeft een voorbeeldbrief opgesteld, een praktische handreiking om de verandering die binnen zwembaden plaatsvindt te versnellen. Informeer via info@zwemanalyse.nl.

Baanetiquette

Veel triatleten zijn ook geregeld op de atletiekbaan te vinden. Vooral in de wintermaanden, als het vroeg donker is, is de atletiekbaan een veilige optie om je kilometers te maken. Om een baantraining veilig te laten verlopen, zijn er basisregels.

1 – Een atletiekbaan is 400 meter lang, maar deze afstand geldt alleen als je in baan 1 loopt. Bij elke baan daarbuiten komt er steeds 7,5 meter bij. Snellere lopers willen dan ook meestal in baan 1 (aan de binnenkant) lopen. Ga dus nooit twee aan twee lopen, wandelen of stilstaan in de binnenbaan.
2 – Als je een langzamere loper bent, actieve rust neemt of aan het in- of uitlopen bent, kun je beter baan 2 of hoger kiezen zodat je de snellere lopers niet in de weg loopt.
3 – Als je in baan 1 loopt en een snellere loper je in wil halen, dan kan het zijn dat hij ‘baan’ roept. Dat betekent dat je ruimte moet maken voor de achteropkomende loper door naar buiten te gaan. Wil je zelf iemand inhalen, doe dat altijd aan de rechterkant (tenzij je aangeeft dat je er aan komt) en niet via het gootje aan de binnenkant omdat je dan kans loopt om een enkel te verzwikken.
4 – Ben je klaar met een set of een tempoblok en ga je de snelle baan verlaten? Kijk dan eerst even achterom of er geen snelle lopers achter je zitten, want anders kun je die hinderen.

Bron: hardlopen.nl

Drukte op het fietspad

Niet alleen in het zwembad is het soms dringen, ook op de fietspaden in Nederland is het druk. Met wielrenners/triatleten, toerfietsers, scholieren, forensen en andere recreatieve fietsers is de variatie in snelheden groot. En dat kan onderling voor irritaties zorgen. Wielrenners zonder bel zorgen voor de grootste ergernissen op het fietspad, zo blijkt uit onderzoek van de ANWB (Recreatief fietsen in Nederland) in 2016. Gevolgd door naast elkaar fietsende scholieren (nummer twee) en scooters, brommers en e-bikes (drie).

Naast ergernissen zijn er door die variërende snelheden ook vaak ongelukken op het fietspad. Een ander onderzoek (VeiligheidNL: Fietsongevallen in Nederland 2016) wees uit dat tweederde van alle fietsongevallen in Nederland enkelvoudig is. Wielrenners zijn echter vaker betrokken bij ongelukken met andere fietsers (of scooters/brommers). In het najaar van 2017 is de Alliantie Samen Fietsen opgericht – met vertegenwoordigers van alle fietspadgebruikers – om drukte en gevaarlijke situaties zoveel mogelijk te voorkomen. En natuurlijk kunnen wij triatleten ook een steentje bijdragen.

Net als in het zwembad, is het ook op de fiets geven en nemen. Een boel ergernis kun je dan ook voorkomen door een bel te monteren op je fiets. Er zijn kleine compacte fietsbellen te koop – die je bijvoorbeeld aan je balhoofdbuis bevestigt – en die nauwelijks opvallen. Laat ruim van tevoren merken dat je er aankomt. Doe je dat pas op het laatste moment, dan kunnen mensen van schrik gaan slingeren. Merk je dat het druk is op het fietspad, pas dan je snelheid daar op aan.


 

Dit artikel verscheen in Transition Magazine #22

Deel dit artikel


Marcia Jansen

Schrijft voor Transition over een breed scala aan onderwerpen, van gezondheid en training tot triathlon als lifestyle en interviews.

Nog niet
ingeschreven?

De redactie van Transition houdt jou graag op de hoogte van nieuwe artikelen, tips van onze Makers en sneak previews van nieuwe edities van het online magazine.